BEN JIJ DE TIJD NOG TEGENGEKOMEN…
Tijd: vriend of vijand
Over hoe we klokkijken maar zelden echt de tijd zien
Tijd. Het klinkt als iets abstracts, maar het zit overal om je heen. In de rimpels rond je ogen. In het geluid van een koffieapparaat dat al twintig jaar trouw bromt. In die herinnering die op een onverwacht moment bovenkomt. En in die constante druk op je schouders, die fluistert: “Je moet nog zoveel…”
Soms lijkt tijd je beste vriend. Zo eentje die stilletjes naast je zit wanneer je gelukkig bent, en geen haast heeft om weg te gaan. Andere dagen is hij je grootste vijand. Een dictator met een stopwatch, die je voortjaagt van verplichting naar verplichting. En meestal? Meestal is hij gewoon een raadsel. Onzichtbaar, onafwendbaar, en altijd een stap voor op je gevoel.
We zeggen vaak dat we geen tijd hebben. Maar de waarheid is: we hebben tijd in overvloed. Alleen gebruiken we haar alsof ze op is nog voor we beginnen. We versnellen, plannen, multitasken. We vullen onze dagen met moeten, onze agenda’s met afspraken, onze hoofden met ruis. En terwijl we dat doen, vergeten we iets belangrijks: tijd zelf doet daar niet aan mee. Die tikt gewoon door. Onaangedaan. Zonder oordeel. Zonder stress.
Tijd is uitgevonden. Maar wij zijn het vergeten
Lang geleden, zo’n 4000 jaar terug, vonden mensen het handig om af te spreken wanneer iets zou gebeuren. Ze gebruikten de zon, schaduw, sterren. De tijd werd een systeem. Iets meetbaars. Ondertussen dragen we horloges, plannen we in minuten, en hebben we tijd gecomprimeerd tot pixels op een scherm. We leven met tijd, maar zijn haar gevoel kwijt.
Want het brein? Dat kent geen klok. Ons onbewuste leeft in een eeuwig nu, dat gestuurd wordt door ritme, behoefte, gevoel en zintuigen. Alleen die kleine 10% bewuste geest probeert dat allemaal te plannen. Je voelt 'm al aankomen: dat levert strijd op. Je hoofd wil efficiëntie, je systeem snakt naar pauze. De klok zegt ‘doorgaan’, je lijf zegt ‘even stilvallen’. En daar, in die frictie, ontstaat het dagelijks tijdconflict.
We schatten slecht in hoe lang iets duurt. We denken dat we vijf minuten scrollen, maar een uur later weten we nog steeds niet waar onze sokken zijn. We proberen vijf taken in drie kwartier te stoppen, omdat we vergeten dat tijd rekbaar is, maar aandacht dat niet is. En dan zijn we verbaasd dat we opbranden, afgeleid zijn, of het gevoel hebben dat de dag alweer voorbij is voor hij begonnen is.
Lummeltijd is geen luxe. Het is onderhoud
En dan is er nog die o zo belangrijke, maar vaak verguisde lummeltijd. De tijd waarin je ‘niets doet’. Waarin je dwaalt, doelloos. Een beetje uit het raam kijkt. Naar zee rijdt zonder reden. Van terrasje naar terras fladdert zonder Google Maps of concrete bestemming. Je brein laadt daar op. Je ziel ademt daar uit. Je systeem herstelt daar zonder dat je het merkt.
We denken dat we productief zijn als we rennen. Maar in werkelijkheid zijn we vaak het helderst als we stilstaan. Alleen... we vinden dat lastig. Want leven zonder doel voelt ongemakkelijk. We zijn doelverslaafd geworden. Alles moet ergens toe leiden. Zelfs ontspanning is ingepland, met een app, een score, een badge. En ondertussen jagen we de tijd op, terwijl hij ons eigenlijk niets in de weg legt.
Hoe sneller we leven, hoe trager we verlangen
In onze digitale wereld is de snelheid opgevoerd tot iets grotesks. Van 3G naar 4G naar 5G — straks misschien 10G. Alles sneller, soepeler, directer. Maar wat win je, als je een pagina een duizendste seconde sneller laadt, maar je eigen ademhaling niet meer voelt? Terwijl we onze data versnellen, zitten we thuis met een slowcooker en boeken we een retraite in een boshut. Een paradox? Nee. Een signaal.
Want ons lichaam, ons onderbewuste, onze 90% innerlijke menselijkheid, heeft trager nodig. Ruimte. Ritme. Stilte. Niet als luxe, maar als noodzaak. We zijn niet gebouwd om non-stop aan te staan. Maar om cyclisch te leven, als een golf, een ademhaling. Actie en rust. Inspanning en lummelen.
Tijd is niet het probleem. Ons gevecht met tijd is dat wél. Misschien is tijd niet iets om te beheersen. Maar om te ontmoeten. Tijd vraagt geen discipline, maar aanwezigheid. Geen schema’s, maar afstemming. Ze vraagt van je om het moment toe te laten zoals het is, niet zoals je denkt dat het zou moeten zijn. En het mooie? Ze is al daar. Altijd. Geduldig. Je hoeft haar niet te grijpen, alleen maar te ervaren.
Zeg dus niet langer: ik heb geen tijd. Zeg liever: ik heb haar nog niet ontmoet vandaag.
En misschien — heel misschien — wordt ze dan weer je beste vriend.